De rechtbank Amsterdam heeft zich op 12 januari 2021 onbevoegd verklaard ten aanzien van alle niet-Nederlandse gedaagden in een procedure tot vergoeding van schade die mede was gebaseerd op een inbreuk op artikel 101 VWEU. De procedure was aangespannen door vier openbare nutsbedrijven uit de Golfstaten. De rechtbank verwierp het beroep van de eisers op artikel 8 lid 1 Verordening Brussel I en oordeelde dat er geen voldoende nauw verband was tussen de vorderingen tegen de Nederlandse gedaagden en die tegen de buitenlandse gedaagden.
Artikel 8, lid 1, Brussel I bepaalt dat verweerders uit andere lidstaten (buitenlandse verweerders) bevoegd zijn indien er tussen de vorderingen tegen de binnenlandse verweerders (bekend als de “ankerverweerders”) en de buitenlandse verweerders een dermate nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting. Zo wordt voorkomen dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.
De rechtbank Amsterdam heeft duidelijk gemaakt dat het enkele feit dat de Nederlandse “ankerverweerders” dochterondernemingen of groepsmaatschappijen zijn van buitenlandse vennootschapsverweerders die schuldig zijn bevonden aan een inbreuk op artikel 101 VWEU, niet voldoende is om de Nederlandse rechter bevoegdheid te verlenen ten aanzien van die buitenlandse verweerders. Zie verder : https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2020:5882