Op 12 april 2024 heeft de Hoge Raad een oordeel gegeven over de omvang van de schade die de koper heeft geleden als gevolg van het tekortschieten van de verkopers in de nakoming van de verplichting tot levering van een perceel. De vraag is wat het tijdstip is waarop het verzuim van de verkopers is ingetreden. Dat heeft gevolgen voor de hoogte van de boete en/of schadevergoeding.
De Hoge Raad stelt voorop dat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Als de desbetreffende verbintenis opeisbaar is, treedt het verzuim dan van rechtswege in.
Dat een schuldeiser na het intreden van het verzuim de schuldenaar in de gelegenheid stelt om alsnog na te komen, betekent volgens de Hoge Raad niet dat de schuldeiser afstand doet van zijn recht om zich op het eerder ingetreden verzuim te beroepen, of dat recht verwerkt. Het hof heeft vastgesteld dat de brief van de verkopers van 19 januari 2017 een duidelijke mededeling bevat waaruit de koper kon afleiden dat de verkopers in de nakoming zouden tekortschieten. Daarmee is het verzuim van rechtswege ingetreden. In de brief van 20 januari 2017 heeft de koper het aanbod dat hij aan de verkopers eerder had gedaan verlengd, en met de brief van 1 februari 2017 heeft hij de verkopers in de gelegenheid gesteld om alsnog na te komen. Dit betekent niet dat de koper op het op 19 januari 2017 ingetreden verzuim geen beroep meer kon doen, aangezien de verkopers op dit aanbod niet zijn ingegaan en deze gelegenheid niet hebben benut.