Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 20 februari 2024 de vorderingen van OAD (de bus-en reisonderneming) afgewezen en het eerdere oordeel van de rechtbank in stand gelaten.
De centrale vraag in deze procedure is of het Rabobank was toegestaan om (1) vanaf 2012, terwijl het bedrijf in een reorganisatie zat die in 2014 zou worden afgerond, extra eisen te stellen aan het gebruik van de aan OAD sinds 2003 ter beschikking staande krediet- en garantiefaciliteit, (2) de kredietrelatie met OAD op 6 september 2013 op te zeggen en (3) op 24 september 2013 niet te bewilligen in een verlenging en kortstondige verruiming van het door Rabobank ter beschikking gestelde overbruggingskrediet tot 1 oktober 2013 om de voorgenomen verkoop van haar busdivisie per die datum mogelijk te maken.
Volgens OAD heeft het handelen van Rabobank ertoe geleid dat zij op 24 september 2013 haar faillissement heeft moeten aanvragen. OAD hield Rabobank daarvoor aansprakelijk en vorderde dat Rabobank de schade, bestaande uit de vernietiging van de waarde van het bedrijf die zij begroot op € 71 miljoen, aan OAD vergoedt.
Het hof heeft in een uitvoerig gemotiveerd arrest geoordeeld dat Rabobank geoorloofd heeft gehandeld, niet is tekortgeschoten in haar zorgplicht. Evenmin heeft de bank onrechtmatig of in strijd met de redelijkheid en billijkheid gehandeld.