Een bekende Nederlandse artiest met meerdere nummer 1-hits wilde zijn overeenkomst met zijn platenmaatschappij ontbinden en vernietigen.
In de kern kwamen de argumenten die de artiest aanvoerde erop neer dat hij vond dat de gemaakte afspraken onredelijk zijn. Meer specifiek voerde de artiest aan dat hij een verkeerde voorstelling van zaken had met betrekking tot afspraken over de exploitatie, de duur van de overeenkomst, de financiële afspraken en de duur van de exploitatie door de platenmaatschappij.
De rechtbank Amsterdam ging daar in de uitspraak van 17 januari 2024 niet in mee: “Dat rechtvaardigt evenwel geen beroep op het ontbreken van wilsovereenstemming ten tijde van het aangaan van de Overeenkomst. Het rechtvaardigt evenmin een beroep op een vernietigingsgrond. Op het moment van aangaan van de Overeenkomst was [eiser] meerderjarig en handelingsbekwaam. De tekst van de Overeenkomst is op zich duidelijk en het lettertype goed leesbaar. [eiser] heeft uitdrukkelijk ingestemd met (de afzonderlijke bepalingen van) de Overeenkomst. Bovendien werd hij bijgestaan door [naam] , die kort na ondertekening – officieel – zijn manager werd. Voor zover [naam] niet in staat was [eiser] adequaat te adviseren, komt dat voor risico van [eiser] . Van hem mocht verwacht worden dat hij de Overeenkomst zorgvuldig doorlas en dat hij bij onduidelijkheden om opheldering had gevraagd of deskundige bijstand had gezocht”.
Verder deed hij ook een beroep op artikel 25f lid 1 of 2 Auteurswet. Op grond van artikel 25f lid 1 Aw is het niet toegestaan om in een exploitatieovereenkomst voor een onredelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn opties te bedingen ten aanzien van toekomstige werken. Met een onvoldoende bepaalde termijn wordt gedoeld op een termijn die een maker niet in staat stelt de periode te bepalen waarin de exploitant aanspraak kan maken op exploitatie van toekomstige werken van de maker. Die vlieger ging evenmin op. De rechtbank oordeel dat de artiest onder de gegeven omstandigheden niet kan worden aangemerkt als fonogrammenproducent. Het zwaartepunt van de financiële verantwoordelijkheid ligt immers bij de platenmaatschappij.