De rechtspraak denkt wisselend over het gebruik van foto’s van oud-werknemers. Uit een uitspraak van de rechtbank Noord Holland blijkt dat men als werkgever niet zo maar een foto van een oud-werknemer mag blijven gebruiken, maar de rechtbank Rotterdam denkt daar anders over.
Noord Holland
De oud-werkneemster stelde zich op het standpunt dat haar voormalige werkgever inbreuk maakte op haar portretrecht ex artikel 21 van de Auteurswet, omdat zij geen toestemming heeft gegeven voor het gebruik van haar foto in de brochure van december 2019. Zij stelde een redelijk belang te hebben zich te verzetten, nu zij inmiddels werkzaam is bij een concurrent en niet geassocieerd wenst te worden met (producten van) de voormalige werkgever. Deze heeft hierdoor onrechtmatig gehandeld en is uit dien hoofde schadeplichtig, zo stelde zij.
De kantonrechter heeft, gezien het hiervoor genoemde, de vraag beantwoord of de ex-werknemer toestemming heeft gegeven voor het publiceren van haar portretfoto’s door medewerking te verlenen aan de fotoshoot. Volgens de kantonrechter had de ex-werkneemster inderdaad toestemming gegeven om gedurende haar dienstverband haar portretfoto’s te gebruiken in de brochure, maar dat het op de weg van de ex-werkgever gelegen om bij de ex-werkneemster na te gaan of zij ook instemde met het gebruik van de portretfoto’s na haar uitdiensttreding. De voormalige werkgever erkende dat zij dat laatste niet heeft gedaan en daarmee staat vast dat zij het portretrecht van ex-werkneemster heeft geschonden.
In de Rotterdamse zaak was het anders omdat de oud-werknemer expliciet in de arbeidsovereenkomst had ingestemd met het gebruik van zijn portret en expliciet was overeengekomen: “Vanzelfsprekend doe je afstand van het portretrecht, ook voor de periode na je dienst verband.” Nu bij de verlenging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever voorts expliciet is vermeld dat dezelfde arbeidsvoorwaarden zouden blijven gelden, en eiser niet heeft aangegeven hier niet mee akkoord te kunnen gaan, staat de geldigheid van de arbeidsovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden niet ter discussie. Uit de gedragingen heeft de werkgever in redelijkheid mogen aannemen dat er toestemming is gegeven voor het publiceren van zijn portret. Daarnaast geldt dat eiser geen redelijk belang heeft dat zich tegen de openbaarmaking van zijn portret verzet. Het belang van eiser weegt niet op tegen het belang van de werkgever. De publicaties hebben een positieve uitstraling en eiser is nu eenmaal werkzaam geweest voor de werkgever. Dat de publicatie van zijn portret nadelige gevolgen voor hem heeft gehad, is door eiser onvoldoende onderbouwd. Voortgezette publicaties was evenmin in strijd met de privacy belangen van de eiser in het kader van de AVG. De werkgever heeft volgens de rechtbank een gerechtvaardigd belang.
Als werkgever doet men er dus goed aan om expliciet in de arbeidsovereenkomst op te nemen dat er recht bestaat (ook na afloop van de arbeidsovereenkomst) om het portret van de werknemer te gebruiken.